punten

Espagnol

Forme de verbe

Voir la conjugaison du verbe puntar
Subjonctif Présent que (yo) punten
que (tú) punten
que (vos) punten
que (él/ella/usted) punten
que (nosotros-as) punten
que (vosotros-as) punten
que (os) punten
(ellos-as/ustedes) punten
Imparfait (en -ra) que (yo) punten
que (tú) punten
que (vos) punten
que (él/ella/usted) punten
que (nosotros-as) punten
que (vosotros-as) punten
que (os) punten
(ellos-as/ustedes) punten
Imparfait (en -se) que (yo) punten
que (tú) punten
que (vos) punten
que (él/ella/usted) punten
que (nosotros-as) punten
que (vosotros-as) punten
que (os) punten
(ellos-as/ustedes) punten
Futur que (yo) punten
que (tú) punten
que (vos) punten
que (él/ella/usted) punten
que (nosotros-as) punten
que (vosotros-as) punten
que (os) punten
(ellos-as/ustedes) punten
Impératif Présent (tú) punten
(vos) punten
(usted) punten
(nosotros-as) punten
(vosotros-as) punten
(os) punten
(ustedes) punten

punten \ˈpun.ten\

  1. Troisième personne du pluriel du présent du subjonctif de puntar.
  2. Troisième personne du pluriel de l’impératif de puntar.

Prononciation
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons – Attribution – Partage à l’identique. Des conditions supplémentaires peuvent s’appliquer aux fichiers multimédias.